Recensie: Radio Head

John Osborne: Radio Head. Up and Down the Dial of British Radio.

London: Simon and Schuster 2009. 289 Seiten. ISBN 978-1-84737-230-7. Prijs: 9,99
Britse Ponden.

Een liefdesverklaring aan de radio

Wat doet iemand die een uitzendbaan heeft die bovendien als een sleur wordt gezien, geen vriendin heeft en ook geen zin heeft constant naar de televisie te kijken? Een van de mogelijkheden is dat hij gaat luisteren naar de radio. Niet echt systematisch maar zwalkend over de frequenties. Iedere dag een nieuw station, maar wel intensieve beluistering gedurende vele uren. De fascinatie voor het medium radio groeit er door en uiteindelijk komt de bekentenis dat dagelijks op een ander radiostation af te stemmen een perfecte reden is om een nieuwe uit te proberen. Tevens geeft het hem het vermogen iets in te beelden.

De gedachtegang is afkomstig van de Brit John Osborne – een mid twintiger en poet die de belevenissen tijdens zijn ‘radio onderzoek’ heeft opgeschreven.‘Radio Head’ heeft het gedrukte resultaat van zijn reis door het radiolandschap van Groot Brittannië. Het boek is op een grappige en tevens liefdevolle wijze samengesteld. Gelijktijdig is het boek een mix van een dagboekpassages, transcripties van uitzendingen, overdenkingen van muziek en presentatiestijlen binnen de radio. Tevens beschrijvingen van ontmoetingen met radiomensen en een overzicht van zijn eigen daagse kantoorwerkzaamheden. Het boek kwam in Engeland in mei van dit jaar uit en werd direct redelijk goed ontvangen door radiofans en de radioprofessionals. ‘Duimen hoog’ werd er vanuit het prestigieuze BBC Radio 4 programma ‘Book of the week’ gesteld en inderdaad kwam het zeven dagen lang, die week, voorbij als een zeer positieve publicatie.

Osborne zijn manier van aanpak is eenvoudig. Direct na het opstaan doet hij de computer aan en activeert een zogenaamde live stream van een radiostation. Als hij eenmaal aan het werk is dan gebeurt precies hetzelfde, en dat men een opgezette telefoon. Uiteraard niet bevorderend voor het sociale netwerk onder de collega’s. Wanneer John onderweg is komt zijn draagbare DAB ontvanger in de aanslag. Op die manier hoort hij ondermeer Rap en R’n’B op KISS FM, dat iedere keer dezelfde hits schijnt te draaien. Maar het kan ook zijn dat John een hele dag alleen maar naar klassieke muziek luistert, als hij afstemt op de frequentie van Classic FM. John is geen liefhebber van klassieke muziek en moet zo’n dag wel meerdere malen op zijn kiezen bijten. Hij kan bij de gedraaide melodieën nog wel enigszins wegdromen maar ergert zich vervolgens aan de vele reclame onderbrekingen, die voorbij komen. (‘Hoe kan men een Zen bewustzijn bereiken’ of iedere vijf minuten een aanbod voor verzekeringen en reddingen bij autopech.) Als er eenmaal vrienden op bezoek zijn bij John dan loopt de hele avond de audio stream op de achtergrond. Een partijtje Poker kan parallel lopen met het avondprogramma van ‘Jazz FM’.

Gefascineerd van datgene hij heeft gehoord begint John zijn onderzoek en zoekt daarbij de verschillende hoeken van de radioscene door. Hij herinnert de lezer aan de legendarische John Peel, wiens programma hij het mooiste vond en van wie hij eens een kist vol met CD’s kreeg. Hij probeert zich verder voor te stellen hoe zeezenderdeejays programma’s tijdens slecht weer hebben gepresenteerd. Ook probeert hij er achter te komen welke trucks en knijpjes er zijn om gedurende meerdere dagen, en dan urenlang, Cricket wedstrijden te verslaan en tevens als luisteraar op af te stemmen. John interviewt ook de chef redactrice van het programmatijdschrift ‘Radio Times’ en met de project manager van Channel Four Radio, die van plan was een innovatief DAB programma landelijk te willen starten, waarvan het door de huidige financiële crisis niet meer van is gekomen.

Tenslotte spreekt John met meerdere presentatoren en mag hij zelfs gedeeltelijk tijdens het werk meekijken in de radiokeuken. Op die manier merkt hij hoe het er dagelijks aan toe gaat aan de andere kant van de radio. Hij merkt tijdens deze gesprekken dat vele van de radiomakers behoorlijk ontnuchterd zijn van de toestand van hun medium. ‘Iedere presentator, iedere producer en alle redacteuren denken er hetzelfde over’, stelt Tommy Boyd van het radiostation Southern Counties, “Iedereen is van mening dat radio niets meer voorstelt. Wij zitten er bovendien nog eens bij en lachen erom.” Pure cynisme dus. Maar tijdens zijn rondreis door het radioscala brengt John ook lovende woorden, bijvoorbeeld over het Londense station Resonance FM. Ook verhaalt hij over de uitstekende verslaggeving op BBC Radio Humberside in de nacht van een aardbeving die in februari 2008 in Hull plaats vond. Daar werd de radio een instrument voor de directe hulpverlening en diende op de meest eerlijke wijze als rustgevend medium voor de luisteraars in het ontvangstgebied van het station.

Op het einde van het mooie, goed leesbare, boek spreekt John, hoe kon het ook anders, de wens uit het allemaal zelf eens te willen doen. John neemt contact op met de mensen van Future FM, een community station in zijn woonplaats Norwich. Hij vertelt ze over zijn liefde voor de radio en wordt tot meewerken uitgenodigd. Hij kan dus in de kamer gaan zitten en uit de eens van John Peel gekregen CD kist duiken. Daarin vindt hij vele goede te draaien muziek tracks voor zijn Muziekprogramma.

Thomas Voelkner


Liebeserklärung ans Radio

Was tut einer, der werktags einem langweiligen Zeitarbeitsjob nachgeht, keine Freundin hat und keine Lust auf permanentes Fernsehglotzen. Eine Möglichkeit: Er hört Radio. Nicht systematisch, eher kreuz und quer, jeden Tag einen neuen Sender, aber intensiv, jeweils viele Stunden lang. Die Faszination für das Medium wächst, und am Ende steht die Erkenntnis: „Täglich eine andere Station einzuschalten ist eine perfekte Ausrede, um neues auszuprobieren und meine Vorstellungskraft ein wenig anzuschieben.“

Die Rede ist von John Osborne. Der Brite, Mittzwanziger und Lyriker, hat die Erlebnisse während seines „Radio-Selbstversuchs“ aufgeschrieben. „Radio Head“ heißt das gedruckte Ergebnis seiner Reise durch die Radiolandschaft auf der Insel. Das Buch ist eine witzige, liebevoll montierte und gleichzeitig relaxte Mischung aus Tagebuch-ähnlichen Passagen, Mitschriften von Sendungen, Gedanken zu Musik und Stil im Hörfunk, Begegnungen mit Radioleuten und Beschreibungen seines Bürojobs. Erst im Mai dieses Jahres veröffentlicht, ist„Radio Head“ in Großbritannien bereits äußerst positiv aufgenommen worden. Radiofans und -professionals signalisierten „Daumen hoch“, und das prestigeträchtige Programm „Book of the Week“ auf BBC Radio 4 behandelte Ende Mai das Erstlingswerk eine ganze Woche lang.

Osbornes Herangehensweise ist einfach: Beim Aufstehen schaltet er den Computer an und verfolgt einen Live-Stream. Gleiches geschieht während der Arbeit, dann natürlich mit aufgesetztem Kopfhörer, was selbstredend nicht gut ist fürs kollegiale Miteinander. Wenn John unterwegs ist, kommt ein tragbarer DAB-Empfänger zum Einsatz. So hört er Rap und R'n'B auf Kiss FM, die immer gleichen Hits auf den Tagesschienen der populären Kommerzsender oder mal einen Tag lang Klassik-Schnipsel auf Classic FM. Selbst kein Klassik-Freund, beißt John die Zähne zusammen. Er kann den Melodien zwar einiges abgewinnen, fühlt sich jedoch von den zahlreichen Werbeunterbrechungen gestört. („Wie soll man ein Zen-Bewusstsein erreichen, wenn einem alle fünf Minuten Versicherungen und Autopannen-Dienste angeboten werden?“). Sind mal Freunde zu Besuch, läuft der Audio-Stream den ganzen Abend im Hintergrund. Eine Partie Poker parallel zum Abendprogramm von „The Jazz“...

Fasziniert von dem Gehörten, beginnt John seine Recherche und leuchtet so manche Ecken der britischen Radioszene aus: Er erinnert an den legendären John Peel, dessen Programme ihm am liebsten waren und von dem er einmal eine Kiste voller CDs erhielt. Er versucht sich vorzustellen, wie Seesender-DJs bei hohem Wellengang moderiert haben, und welche Tricks und Kniffe es geben mag, um mehrtägige, jeweils stundenlange Übertragungen von Cricket-Matches zu stemmen. John macht sich auf den Weg zu Interviews mit der Chefredakteurin der Programmzeitschrift „Radio Times“ und der Projektmanagerin von „Channel 4 Radio“, die ein innovatives, landesweites DAB-Programm starten sollte, wozu es in Folge der Wirtschaftskrise nicht mehr gekommen ist.

Schließlich spricht John mit mehreren Moderatoren, darf ihnen teilweise bei der Arbeit über die Schulter blicken. Dabei erfährt er einiges über das Tagesgeschäft beim Hörfunk. Und er erkennt, dass viele Radioleute ernüchtert sind vom Zustand ihres Mediums. „Alle Moderatoren beim Radio, alle Produzenten, alle Redakteure denken das gleiche“, zitiert er etwa Tommy Boyd vom Sender Southern Counties. „Jeder ist der Ansicht, dass Radio meistens Scheiße ist. Und wir sitzen herum und lachen noch darüber.“ Purer Zynismus... Allerdings begegnen John bei seiner Reise über die Radioskala auch lobenswerte Beispiele, etwa die Londoner Station „Resonance FM“ oder die verlängerte Berichterstattung auf BBC Radio Humberside in der Nacht des Erdbebens von Hull im Februar 2008. Da wurde das Radio zum Instrument der Nachbarschaftshilfe und diente auf ehrlichste Weise der Beruhigung der Menschen im Sendegebiet.

Am Ende dieses schönen, gut lesbaren Buches steht – wie könnte es anders sein – der Wunsch, es selbst einmal auszuprobieren. John kontaktiert die Leute von Future FM, dem Community-Sender in seinem Wohnort Norwich, erzählt ihnen von seiner neuen Liebe zum Radio und wird zur Mitarbeit eingeladen. Jetzt sitzt er im Zimmer und kramt in der CD-Kiste, die er von John Peel vermacht bekam. Darin findet er viele, viele gute Tracks für seine eigene Musikshow...

(tv)

John Osborne: Radio Head. Up and Down the Dial of British Radio. London: Simon and Schuster 2009. 289 Seiten. ISBN 978-1-84737-230-7. Preis: 9,99 Britische Pfund. (Auf www.amazon.de bei Redaktionsschluss zum Preis von 12,99 Euro erhältlich.)