Televisiezendschip al gepland in 1963
Rillingen kropen recentelijk over de rug van de auteur nadat hij een
pakket in de postbus had ontvangen met daarin niet alleen een tiental
Panorama’s uit het jaar 1950, een jaar waarin hij groeide naar de
leeftijd van één jaar, maar tevens Wereldkronieken uit het jaar 1957.
Tevens zaten er 10 exemplaren van de Panorama uit het jaar 1963 in. Het
betrof vooral exemplaren van het jaar 1963 dat zijn aandacht trok. Dit
vanwege het gegeven dat hij op een andere internetsite,
www.mediapages.nl
een langdurige serie artikelen publiceert, waarin hij allerlei
herinneringen probeert boven water te krijgen. Of het nu de media, de
muziek of andere (persoonlijke) herinneringen zijn, ze moeten ergens
vandaan komen. Hij heeft sinds 1960 zelf veel geknipt, geplakt, gelezen
en verhaalt maar er komt toch
regelmatig
veel materiaal beschikbaar door middel van aankoop via internet. Het
moment dat hij een aantal pagina’s van één van de publicaties van De
Panorama uit maart 1963 las, was het een geval van absolute rilling.
Immers, hij had in vele publicaties de praktisch gehele historie van de
zeezenders beschreven en plots was er een totale nieuwe openbaring.
Laten we ons door hem begeleiden naar een plan tot realisatie van een
commercieel televisiestation in internationale wateren in de maand maart
1963:
Het was moment van totale verbazing toen ik recentelijk een verhaal
tegen kwam geschreven door de toenmalige Panorama journalist Leo J.
Capit. In de tijd dat de eerste geruchten schaars in de kranten waren
verschenen over een plan te komen tot televisie vanaf een kunstmatig
eiland voor de kust van Noordwijk en men zich ministerieel in Den Haag
bij herhaling boog over de mogelijkheden een einde te maken aan de
radio-uitzendingen, die sinds april 1960 vanaf de MV Borkum Riff werden
uitgezonden vanuit internationale wateren, kwam Capit plotseling met het
verhaal over een spoedige komst van commerciële televisie-uitzendingen
gericht op Nederland. Hij beweerde in aanloop van het verhaal al maanden
op de hoogte te zijn van plannen die ‘zeer binnenkort ten uitvoer zullen
worden gebracht.’ Maar, zo voegde hij eraan toe: ‘wij hebben geen
ruchtbaarheid aan de plannen willen geven, omdat ze ons te
onwaarschijnlijk en te fantastisch voorkwamen.
Vervolgens had de redactie van het tijdschrift tijdens een vergadering
besloten toch maar tot een vroegtijdige publicatie over te gaan. Hierbij
was het hen wel duidelijk dat de ondernemers achter het project niet
blij zouden zijn met een verhaal in het weekblad. Ze zouden liever de
publiciteit pas zien als het zogenaamde experimentele stadium achter de
rug zou zijn. Maar in de jaren zestig had het lezerspubliek het recht op
opening van zaken, mede omdat het verschijnsel van ‘commerciële
televisie’ vele aspecten had, waaronder zeker ook bedenkelijke.
Het werkelijke verhaal meldde direct dat de daarop volgende zondagnacht
om kwart over twaalf, zo had men uit de omgeving van mensen betrokken
bij het project gehoord, de eerste beelden te zien zouden zijn. Die
zouden worden uitgezonden vanaf het zendschip MV Argus, dat verankerd
werd voor de Nederlandse kust, net buiten territoriale wateren, ter
hoogte van Noordwijk. Het zendschip zou eigendom zijn van de in
Liechtenstein gevestigde onderneming N.V. Teleview. Men wist te melden
dat de televisiezenders aan boord gebonden waren aan de zogenaamde
optische horizon: ‘Niet voor niets staat in Lopik de hoogste mast van
Nederland. Een mast hoger dan ooit kan worden gemonteerd op een schip.
Daarom achtten deskundigen het dan ook onmogelijk, dat Radio Veronica op
het stuk van televisie zou kunnen worden nagevolgd’. Volgens de auteur
was het echter toch mogelijk televisiesignalen vanaf een schip uit te
zenden over een radius van honderden kilometers. Aan land was dit nog
niet waargemaakt, immers er stonden in Nederland in die tijd vele
steunzenders om de televisiesignalen toch op een redelijke manier de
huiskamers binnen te krijgen.
Waarom zou het dan wel mogelijk zijn geweest om dit te realiseren vanaf
de MV Argus? Men had daarvoor de technische ondersteuning gekregen van
professor Aloys Rinzelbach, de geestelijke vader van de zwevende TV
zendantenne. Dramatisch gegeven was dat de bejaarde professor helaas de
testuitzending zelf niet kon meemaken. Rinzelbach lag namelijk in de
ziekenzaal van de Pentonville gevangenis in Londen. Hij was in Engeland
opgepakt als ongewenste vreemdeling; een stateloos en zieke man, die
volgens de Britse autoriteiten betrokken zou zijn geweest bij een
spionageschandaal. Wel had de redactie van het weekblad nog een
correspondent in de Britse hoofdstad verzocht een bezoekje te brengen
aan Aloys Rinzelbach, maar deze bleek te ziek om vragen van technische
aard zelf te beantwoorden.
Wie was nu eigenlijk professor Aloys Rinzelbach? Hij werd geboren in
1890 in Koningsbergen, dat gelegen was in het toenmalige Oost Pruisen.
Later studeerde en werkte hij binnen de faculteit Natuurwetenschappen
aan de universiteit van Dresden waar hij ook vele jaren werkzaam was en
aan de ontwikkeling van de nieuwe antenne werkte. In 1962 vluchtte hij
naar West Berlijn, waar hij gedurende 8 maanden ‘op kamer’ woonde.
Daarna deed hij verschillende West Europese landen aan om belangstelling
te kweken voor zijn uitvinding. In eerste instantie bleken alle
verzoeken tot vertoning niet beantwoord. Op een bepaald moment zocht
Aloys contact met een voormalige landgenoot die inmiddels al enkele
jaren tot Brit was geneutraliseerd. Deze wist hem bij de juiste mensen
te brengen ter demonstratie van de antenne in de Schotse Hooglanden. De
redactie van de Panorama had nog wel een telefoontje gepleegd met
Scotland Yard om meer te vernemen over de vermeende spionage
betrokkenheid, maar daar zweeg men in alle talen over Rinzelbach. In
publicaties was wel terug te vinden dat er werd gezegd dat Rinzelbach
als spion werd gezien binnen het toen grote Vassall schandaal.
Deze Vassall werkte gedurende de Tweede Wereldoorlog als fotograaf voor
de Britse Luchtmacht en werd na de oorlog ambtenaar bij de Luchtmacht.
Een overplaatsing volgde in 1954 toen hij werd benoemd tot Brits
vertegenwoordiger bij de ambassade in Moskou, met marinezaken in zijn
portefeuille. Vassall was homoseksueel, iets dat in die tijd ongekend
was. Op een feestje werd hij aardig dronken gevoerd, waarna foto’s
werden gemaakt waarop hij zich plezierde met meerdere mannen. De foto’s
kwamen in handen van de KGB en bleken toen zeer comprimenterend voor
Vassall te zijn. Hij werd vervolgens door de KGB gechanteerd en begon
voor hen te spioneren. Duizenden documenten over Britse
radarinstallaties, torpedoboten en antionderzeeër apparatuur kwam
daardoor in handen van de KGB. Op een bepaald moment, begin jaren zestig
van de vorige eeuw, liep een senior lid van de KGB, Anatoliy Golitsyn,
over naar de VS en deze had kennis van Vassall’s werk voor de Sovjet
Unie. Hij werd dan ook gewaarschuwd tijdelijk zijn activiteiten voor de
KGB stil te zetten.
Na zijn terugkomst in Londen werkte hij nog geruime tijd voor de KGB.
Mensen in zijn omgeving vonden dat hij, vooral nadat hij na een dure
flat aan Dolphin Square was verhuisd, er kwistig op los leefde. Ze
werden door Vassall verteld dat hij een grote erfenis had gehad. In
werkelijkheid kwam het vele geld vanuit Moskou en de kas van de KGB hem
tegemoet. Op 12 september 1962 werd hij uiteindelijk opgepakt en
gearresteerd wegens spionage. Hij heeft toen een volledige bekentenis
afgelegd maar er was vrijwel direct sprake van handlangers. Vassall werd
uiteindelijk tot 18 jaar gevangenisstraf veroordeeld en één van de
vermeende handlangers zou de uit Dresden afkomstige Aloys Rinzelbach
zijn geweest. Bewijs is er echter nooit echt geweest. Wel dient nog
vermeld te worden dat Rinzelbach, voordat hij werd gearresteerd, het
succes van het testen van zijn uitvinding uitgebreid had gevierd in het
Savoy Hotel in Londen. Hier had hij plotseling bezoek gekregen van de
Nederlander mr. H.M. Janse Sieverdingh, die als eerste bij hem kwam en
dus de uitvinding voor veel geld claimde voor het televisieproject
Teleview.
Een dag na de aankoop van de ontdekking door Teleview keerde Janse
Sieverdingh terug op het vliegveld Schiphol en werd hij geconfronteerd
met het nieuws dat de uitvinder Rinzelbach was gearresteerd in Londen.
Op de vraag, waarom het was gebeurd, wist Janse Sieverdingh slechts te
melden: “Ik weet het niet, men kan van alles veronderstellen. Wij zijn
zeer met zijn lot begaan, maar kunnen momenteel niets voor hem doen.
Onze geldige overdracht gebeurde nadat Aloys ons de tekeningen ter
beschikking stelde. Het geld is inmiddels van onze rekening
afgeschreven. Wij zijn dus nu volledig eigenaar van het procedé. Maar
het gebeurde werpt een schaduw over onze vreugde om de eerste
experimentele televisie-uitzending vanaf ons zendschip Argus.
Ook had een journalist van de Panorama een bezoek gebracht aan Rotterdam
waar een bekende voor het Nederlandse kijkerspubliek woonde: Karin
Kraaykamp. Ze was zes jaren lang onbetwist het gezicht geweest als de
VARA televisieafdeling zendtijd had. De omroepster had in 1961 ontslag
genomen om daarna haar eigen weg te
gaan. Met de komst van het commerciële televisiestation waren er
vervolgens nieuwe kansen voor haar gekomen. Tussen de periode van het
verlaten van de VARA had ze wel de nodige programma’s voor Radio
Veronica gepresenteerd, vooral op het gesponsorde vlak. Zo had ze
programma’s gepresenteerd voor lakverven, dekens, textiel en
sigarettenaanstekers. Verder deed ze veel ander commercieel werk. Met
grote zekerheid wist de Panorama te melden dat deze zelfde Karin
Kraaykamp het gezicht zou worden van het televisiestation Teleview
Argus.
Uit de school werd er geklapt met de mededeling dat deze Karin in de
maand juni 1962 de persoon was geweest die de MV Argus op een
scheepswerf van het Noord Ierse plaatsje Clunsport, nabij Belfast, ten
doop had gehouden. Als president commissaris van de onderneming Teleview
werd ook door haar mr. H.M.Janse Sieverdingh opgevoerd. Over de eerder
gememoreerde zwevende antenne kon men melden dat de bij de zo
succesvolle revue ‘My Fair Lady’ betrokken Amsterdammer Piet Meerburg de
persoon was die de stateloze professor Rinzelbach naar Nederland had
gehaald voor ontplooiing van zijn technisch vernuft. Het zou voor het
eerst in het openbaar zijn uitgetest in het voorjaar van 1962 en wel in
de Schotse Hooglanden in de omgeving van het dorp Perth. Men had vooraf
toestemming moeten vragen voor de testen van de Britse regering. Volgens
de omschrijving bestond de antenne-installatie tijdens de proef uit een
lier, waarop een antennedraad van ettelijke honderden meters lengte
gewonden was. Aan het einde daarvan bevond zich een staaf met
uitsteeksels. Het betrof de eigenlijke antenne, niet ongelijk aan die de
Nederlandse kijkers kenden van het toenmalige NTS pauzebeeld. De staaf
was op zijn beurt bevestigd aan een samenstel van ballonnen, welke
gevuld waren met waterstofgas, die het geheel op gewenste hoogte boven
het aardoppervlak moest houden.
Een dergelijk experiment zou niet veel later door de technici van de
Voice of America op één van haar zenderschepen met succes worden
vervolgd, terwijl in de jaren tachtig van de vorige eeuw een experiment
met de ballonantenne via Laser 730 finaal mislukte. De ballonnen waren
voorzien van een automatisch werkende ‘corrigensmotor’ die in feite het
geheim van de uitvinding vertegenwoordigde. Leo J. Capit destijds: ‘De
motor drijft een propeller of stuwstraal aan, die tegenkracht levert op
de wind en de ballonnen met de antenne vrijwel onbeweeglijk in het
luchtruim houdt.’
Bij het eerder gememoreerde experiment in Schotland werd gebruik gemaakt
van een oude versperringsballon, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog,
een zogenaamde ‘blimp’. Voor het testen vanaf de MV Argus, zo wist de
journalist al te melden, zou een voor het volk normale tros bolvormige
ballonnen worden gebruikt met een totale doorsnee van zeven meter. Ze
waren speciaal voor dit doel aangemaakt in een fabriek, die gevestigd
was in het Zuid Duitse Augsburg, en twee maanden eerder bij Teleview
afgeleverd. Volgens het verhaal was de president commissaris van de N.V.
Teleview, Janse Sieverdingh, de professor Rinzelbach bij toeval
tegengekomen tijdens een bezoek aan Londen: ‘Tot de vriendenkring van de
vermogende Nederlandse zakenman, die in het Franse Menton woonachtig is,
behoort een Engelse ingenieur, die jarenlang deel uitmaakte van de
technische staf van de BBC en die betrokken was bij het Schotse
experiment.’
Volgens de overlevering was Janse Sieverdingh in een gebouw in
Birmingham getuige geweest van de ontvangst van de testsignalen die
vanuit de Schotse Hooglanden waren uitgezonden. Hij bleek enorm
enthousiast te zijn geworden over het succes en had het idee dat dit
veel geld zou kunnen maken indien het op commerciële basis werd opgezet.
Meteen nadat de test succesvol had plaatsgevonden nam hij contact op met
diverse zakelijke relaties in Nederland met het doel het
televisieproject op te zetten. Men goed gevolg want, zo meldt het
artikel, al op 27 mei 1962 werd de onderneming in Liechtenstein
opgericht. Men had voor dit land wegens fiscale voordelen gekozen. Het
volgende doel was het vinden van een groot en tevens geschikt schip om
het televisiestation in te richten.
De zoektocht bracht een vertegenwoordiging van Teleview ondermeer naar
een aantal havens in Noord Ierland. Op een werf vond men een groot
schip, dat bijna was afgebouwd. De werkzaamheden lagen stil daar de
opdrachtgever, afkomstig uit Peru, in betalingsproblemen terecht was
gekomen en de verplichtingen dus niet na kon komen. De
vertegenwoordigers van Teleview konden vrij gemakkelijk tot overeenkomst
komen met betrokken partijen om het schip over te nemen en het te laten
afbouwen op een dergelijke manier dat het geschikt zou zijn voor het
uitvoeren van de plannen te komen tot een televisiestation vanaf een
zendschip.
Direct na de aankoop werd in het geheim een werkgroep geactiveerd, onder
leiding van de eerder gememoreerde Karin Kraaykamp. Men diende zich te
buigen over de
toekomstige invulling van de programmering, waarbij ook gedacht moest
worden aan de aankoop van buitenlandse series en het aantrekken van
adverteerders. Dit zou het station financieel sterker maken. Ondertussen
had het schip als een normaal vrachtschip de haven van het Noord Ierse
Clunsport verlaten om elders te worden ingericht als zendschip. De
mensen achter de onderneming wensten niet bekend te maken waar dit zou
gaan geschieden, immers hadden ze duidelijk in het achterhoofd de
problemen die een paar jaar eerder er waren geweest toen de mensen
achter Radio Veronica probeerden hun zendschip op internationale wateren
te krijgen.
Leo J. Capit herhaalde in zijn berichtgeving nogmaals dat de
testuitzending zou gaan plaats vinden op de daarop volgende zondagnacht,
om kwart na 12. Ontvangst technisch was ook het nodige voorbereid
aangezien hij wist te melden dat het uit te zenden signaal op
verschillende plekken in Nederland met gebruik van oscilloscopen zou
worden gemeten en geanalyseerd. Hiervoor waren 15 ontvangstplekken
ingericht, waaronder in Amsterdam, Arnhem, Meppel, Hengelo en Breda. Aan
de hand van de gemeten resultaten zou dan een week later de
zendapparatuur en antenne-installatie beter worden afgesteld.
Janse Sieverdingh was trouwens helemaal niet blij met het feit dat de
redactie van het weekblad, na diepgravend onderzoek, erachter was
gekomen dat de proefuitzendingen zouden gaan plaatsvinden: “Wij hadden
het graag als onderonsje willen houden want er kan natuurlijk nog van
alles aan mankeren. Maar nu u al zo op de hoogte bent mag u ook weten
dat onze artistieke afdeling voor deze gelegenheid een speciaal
showprogramma heeft gemaakt, dat op film is opgenomen.”
De directie van Radio Veronica had in de daaraan voorafgaande jaren
nogal problemen gehad om haar zendschip een vlaggenland te bezorgen en
uiteraard was de vraag of de organisatie achter het televisieproject
erin geslaagd was een registratie te regelen. De bemanning van het
schip, zo had men uitgezocht, waren voornamelijk Nederlanders onder
gezag van de toenmalig bekende Groninger kapitein G. Van der Hoest. Een
antwoord op de vraag welk land dekkend was, werd dan ook niet beantwoord
door Janse Sieverdingh. Een ander probleem speelde wel een voorname rol
voor de organisatie: want op welk kanaal zou men moeten gaan uitzenden?
Op deze vraag wist hij wel antwoord: “In de experimentele aanloopperiode
zullen wij gaan uitzenden op het vierde kanaal waarop ook de zender
Lopik actief is. Maar wij beperken ons in de proefperiode onze
activiteiten zorgvuldig tot de uren dat de zender in Lopik niet in de
lucht is. Later zullen we zelf een eigen kanaal bepalen.”
Het gegeven dat men voor dit kanaal koos, betekende wel dat kijkers, die
niet afstemden op het kanaal van Lopik, een andere instelling van hun
televisietoestel dienden in te stellen. Steunzenders in Roermond, Goes,
Smilde, Markelo en Den Helder keken immers via een ander kanaal naar de
programma’s van de Nederlandse televisie.
Nog enkele gegevens over het toen toekomstige televisiezendschip MV
Argus. Het schip had een brutoregisterton van 4000, aanzienlijk groter
dan het toenmalige zendschip MV Borkum Riff van Radio Veronica. Aan
boord van het zendschip was een goed geoutilleerde televisiestudio, maar
deze was alleen voorbestemd om ingezet te worden als de weerselementen
een ongewisse factor voor de bevoorrading zouden zijn. Met alles wat dus
rekening gehouden om de allereerste uitzending van Teleview Nederland
tot een succes te maken. Het enige obstakel was echter dat de zondag dat
de testuitzending plaats zou vinden, de allereerste dag van de volgende
maand zou zijn.
Bronnen: Panorama, Jaargang 50 nummer 13.
Wikipedia Internet Archive
HANS KNOT